top of page

De Plant

​

Om te kunnen groeien hebben planten vier factoren nodig: water, koolstofdioxide (CO2), voedingsstoffen (anorganische en organische stoffen) en licht. We beginnen dit hoofdstuk door eerst te kijken naar de route van water door de plant.

Water

​

Opdracht 1) Route van water door de plant

​

Wat heb je nodig:

  • Een kleine potplant (bijvoorbeeld een muntplant uit de supermarkt)

  • Doorzichtige plastic zak

  • Water

  • Plakband of touw

​

Wat moet je doen:

  1. Geef de plant water zodat de hele bodem nat is, een beetje te veel is niet erg.

  2. Doe de plastic zak om het groene deel van de plant en bind deze voorzichtig vast aan de steel met plakbank of touw.

  3. Zet de plant 4 uur op een zonnige plek.

  4. Schrijf op wat je denkt dat er binnen de 4 uren met de plant en de plastic zak gaat gebeuren.

  5. Bekijk na 4 uur wat er binnen de zak is gebeurd.  Schrijf op waarom je denkt dat dit is gebeurd?

Hoe komt dit?

​

Als het goed is, is de zak na vier uur aan de binnenkant gevuld met waterdruppeltjes. Dit wordt ook wel condens genoemd. Een van de belangrijke dingen die de plant nodig heeft om te overleven is water. Via de wortels heeft, het plantje uit de proef, water opgenomen. Planten hebben aan het einde van de wortels speciale haarwortels waarmee er veel water kan worden opgenomen. Omdat er in een korte tijd best veel water is gegeven aan de plant, moet de plant van het water af komen. Dit gebeurt via de huidmondjes. Huidmondjes zijn kleine openingen op de bladeren van de plant. Uit deze huidmondjes komt water en zuurstof. Met behulp van de huidmondjes wordt de hoeveelheid water in de plant gereguleerd. Wanneer er te veel water wordt opgenomen gaan de huidmondjes open en wanneer er te weinig water aanwezig is sluiten de huidmondjes. Hoe dit precies werkt en welke functies huidmondjes nog meer hebben wordt verder omschreven in dit hoofdstuk.

 

Planten kunnen hun waterbehoefte regelen door de huidmondjes te openen of te sluiten. ’s Nachts zijn vrijwel alle huidmondjes gesloten. Het openen en sluiten van de huidmondjes gebeurt door vormverandering van sluitcellen. Als er veel water in de cellen van de plant komt, vind er een hoge druk op de celwanden plaats. De druk op de celwand wordt ook wel de turgor genoemd. Als de turgor van de sluitcellen door watertekort afneemt (er zit minder water in de cel, dus er wordt ook minder op de celwand gedrukt), veranderen de sluitcellen zodanig van vorm dat de opening tussen de sluitvellen kleiner wordt en het huidmondje ten slotte dichtgaat.

Verdamping van water kan ook toto temperatuurdaling van het blad leiden. De plant gebruikt water voor verschillende functies. Voedingsstoffen uit de bodem worden bijvoorbeeld met water door de rest van de plant vervoerd. Een andere belangrijke functie van water is bijdragen aan het proces genaamd fotosynthese.

​

Fotosynthese

Planten produceren doormiddel van fotosynthese voedsel en zuurstof. Voor fotosynthese heeft de plant zonlicht, koolstofdioxide en water nodig. Via de wortels nemen planten water op en via de bladeren vangen de planten zonlicht op. Koolstofdioxide is een gas die in de lucht voorkomt. Dieren (ook wij!) ademen koolstofdioxide uit. Bij het verbranden van fossiele brandstoffen voor het opwekken van energie komt koolstofdioxide (CO2) ook in de lucht. Planten nemen de koolstofdioxide op via huidmondjes. Er komt koolstofdioxide in de huidmondjes en zuurstof weer uit de huidmondjes. Op deze manier haalt de plant adem. Fotosynthese vindt plaats in de bladgroenkorrels. Bladgroenkorrels zijn kleine groene fotosynthese fabriekjes in de cellen van een plant. De bladgroenkorrels zorgen er ook voor dat de plant een groene kleur heeft.

De voedingsstof die de plant met behulp van fotosynthese produceert is glucose. Glucose is een suiker en een voedselbron voor ons en voor de plant.

Wanneer een organisme zelf bijvoorbeeld glucose kan produceren met behulp van zonlicht als energie bron, wordt dit organisme een foto-autotroof organisme genoemd.

​

Bekijk hier https://www.bioplek.org/animaties%20onderbouw/fotosyntheseonderb/fotosynthesex.html een animatie over fotosynthese.

​

In de bodem zitten ook voedingsstoffen die met het water door de plant wordt opgenomen.

Het water en de voedingstoffen worden naar de rest van de plant vervoerd. Dit wordt gedaan via vaten die door de plant heen lopen. Voordat deze voedingsstoffen worden opgenomen door de plant moeten deze eerst vaak worden afgebroken door reducenten. Reducenten zijn micro-organismen die organische stoffen omzetten naar anorganische stoffen. De anorganische stoffen worden dan vervolgens opgenomen door producenten (de planten).

Voorbeelden van belangrijke voedingsstoffen voor de plant zijn: Stikstof (N), Fosfor (P), Magnesium (Mg) en Kalium (K).

  • In de groeifase van de plant heeft de plant veel stikstof nodig. Stikstof zorgt voor grote bladeren. Een plant met grote bladeren kan veel zonlicht opvangen wat weer zorgt voor meer fotosynthese.

  • Fosfaat zorgt er voor dat de wortels van de planten groeien. Ook ondersteunt fosfaat de plant bij fotosynthese.

  • Kalium helpt de plant met het opnemen van water.

  • Magnesium is een bouwsteen van bladgroenkorrels.

Van nature komen er in de bodem verschillende voedingsstoffen voor. De  aanwezige voedingsstoffen in de bodem zijn afhankelijke van het type bodem. Friesland heeft drie typen bodems, klei, veen en zand. Op alle bodems worden er gewassen voor ons en gras voor koeien verbouwd. Door de verschillende kenmerken van de verschillende bodems, hebben boeren verschillende uitdagingen om de omstandigheden gunstig te maken voor hun gewassen.

bottom of page